Geen flauw benul wat de onlangs overleden Mike Ratledge, de legendarische keyboardspeler van de Engelse band Soft Machine er van gevonden zou hebben dat zijn compositie Backwards meer dan vijf decennia later door een formatie met viool en accordeon uitgevoerd wordt. Ik vermoed verbazing. Of onverschilligheid, want hij had al vele jaren geleden afscheid genomen van de muziek en de muziekindustrie. Maar ik vind het fantastisch. Vanwege de schoonheid van de melodie, de ritmewisselingen en het heerlijke akkoordenschema. Het is ook Crossing Corner ten voeten uit: we spelen wat we mooi en spannend vinden en gaan daarbij verrassingen noch eclecticisme uit de weg.
Met mondharmonica en blokfluit gaven mijn ouders hun naoorlogse en sociaaldemocratische (muzikale) verheffingsidealen handen en voeten. Op de middelbare school speelde ik een blauwe maandag accordeon, maar die sneuvelde want ontzettend onhip – Kermisklanten! John Woodhouse! Daar kon Harry Mooten niet tegen op …
Het werd uiteindelijk saxofoon en wel sopraansaxofoon, met Paul Stocker en Steve Lacy als grote voorbeelden. Rutger van Otterloo bewonderde ik om zijn prachtige toon; ik nam het type mondstuk en soort riet van hem over. Op het groningse Fedde’s Gang volgde Orkest Tegenwind met z’n fantastische tournees van Kyiv tot Kaapstad en vanaf 2003 tot 2016 was de Utrechtse band Mango was mijn voornaamste uitlaatklep.
Tien jaar geleden realiseerde ik mij in hoeveel van mijn favoriete muziek de accordeon prominent aanwezig was. De kennismaking met Bart Lelivelt in het onvergetelijke Baraná Trio van Steven Kamperman en Behsat Üvez gaf de doorslag. Ik kocht een Pigini-accordeon, eentje met melodiebassen om niet vast te zitten aan standaardhoempa en knoppen in de rechterhand om met mijn worstvingertjes toch nog wat bereik te hebben. Bovendien hoef je met knopaccordeon van elke toonladder er maar drie te oefenen in plaats van twaalf, zoals bij pianotoetsen.
En studeren werd, want accordeon is een veelzijdig, maar ook ongehoord veeleisend instrument. De haagse accordeonist Erica Roozendaal is mijn leermeester en inspirator, Rik Cornelissen laat me kennismaken met de jazzaccordeon (en hoe anders dat is dan jazz op een piano). En ik weet: eigenlijk heb ik nog een extra leven nodig om me het instrument echt eigen te maken, maar dat hindert (meestal) niet.
En nu dus in Crossing Corners: op zoek naar een eigen geluid en een eigen stijl met een paar gelijkgestemde mensen die net als ik de combinatie van schoonheid en avontuur zoeken.

Een oefensessie voor NOB-technici leverde een paar mooie opnamen op, zoals deze van het nummer Andela met Mango-zangeres Christien Penders.

Mijn eerste schreden op het accordeonpad leidden tot een collectie Canterbury-liedjes, waar Robert Wyatt ons hoogstpersoonlijk mee complimenteerde: “THANKS so much for your beautiful [card and] MUSIC and your fresh interpretations. you’ve given me a lovely gift~ ~ ~ Could you please let me have another copy of our/your cd…if you have a spare?” Nou, die hadden we, dozen vol.




















